Home

consonanten

Consonanten zijn spraakklanken die worden geproduceerd door constrictie of volledige sluiting van de ademstroom in de mond- of keelholte. In tegenstelling tot klinkers, die een relatief open strottenruimte hebben, ontstaan consonanten door een beperking van de luchtstroom. Ze vormen samen het consonantensysteem van een taal en spelen een cruciale rol bij het vormen van syllaben en woorden in combinatie met klinkers. In geschreven taal worden consonanten meestal weergegeven door letters of digrafiemen, waarbij klankvariatie tussen talen en dialecten kan voorkomen.

Consonanten kunnen worden geclassificeerd naar plaats van articulatie, zoals bilabiaal, labiodentaal, dental, alveolair, post-alveolair, palataal, velaar

Fonotaxis en syllabe-structuur bepalen hoe consonanten voorkomen. In veel talen nemen ze de onset van een syllabe

Orthografie en klankkunde tonen vaak afwijkingen: één letter kan meerdere fonemen vertegenwoordigen, digrafen en diakritische tekens

en
glottaal,
en
naar
wijze
van
articulatie,
zoals
plosieven
(stoten),
fricatieven,
affricaten,
nasalen,
lateralen,
trill
en
glijers
(approximanten).
Ze
onderscheiden
zich
ook
naar
stemhebbendheid:
stemloos
of
stemhebbend.
Een
belangrijke
scheiding
is
die
tussen
obstruenten
(stoot-,
fricatief-
en
affricaatklanken)
en
sonoranten
(nasalen,
liquids
en
gliden),
die
beter
vloeiend
in
klanktalloze
systemen
functioneren.
en
soms
ook
de
coda,
terwijl
andere
talen
vaak
strengere
beperkingen
opleggen
aan
opeenvolgingen.
Consonanten
kunnen
in
klankverandering
beïnvloed
worden
door
assimilatie,
met
coarticulatie
tussen
consonanten
en
klinkers,
en
door
verschijnselen
zoals
inspraak
van
stem,
lengte
of
positie
in
een
woord.
markeren
varianten,
en
sommige
klanken
kunnen
stil
blijven
of
gerelateerd
zijn
aan
andere
klanken.
Voorbeelden
van
gangbare
consonanten
zijn
p,
t,
k,
s,
m,
n,
l
en
r,
naast
f,
v,
z,
x
en
andere
klanken
die
wereldwijd
voorkomen.