bodemdiepte

Bodemdiepte is de afstand tussen het aardoppervlak en de onderliggende laag waarin de bodem stopt of waarin de wortels geen significante groei meer kunnen maken. In de bodemkunde wordt vaak gesproken over de diepte van de bodem tot de veranderlijke moederlaag of tot een ondoorlaatbare laag zoals rots. De exacte betekenis kan per context verschillen: voor landbouw gaat het vaak over de wortelzone, voor bouwkunde over de draagkrachtige ondergrond.

De maatvoering van bodemdiepte varieert sterk per locatie en per bodemsoort. Doorgaans wordt de diepte gemeten tot de bodemgrenzen waar harde moederlaag of bedekking ontstaat (bijvoorbeeld de C-horizon of een onverdraagzame rots). In kaartmateriaal en veldonderzoek kan de diepte verschillen per punt plaatsvinden door erosie, sedimentatie, bodembewerking en natuurlijke processen.

Meetmethoden omvatten handmatig boren of zagen, schopputten en kernboringen om de verschillende horizonten te observeren, evenals geofysische technieken zoals elektrische weerstandmetingen en ground-penetrating radar. Deze methoden helpen om de maximale wortelgroei of draagkracht te beoordelen en om regionale variabiliteit in kaart te brengen.

Factoren die de bodemdiepte beïnvloeden zijn onder meer geologische historie, erosie, afzetting en bodembouw, klimaat, waterhuishouding en menselijke activiteiten zoals drainage of ophoging. De bodemdiepte is relevant voor landbouwpraktijken (wortel- en watervoorraden), ruimtelijke planning en civiele techniek, omdat diepte de beschikbaarheid van water, nutriënten en draagkracht bepaalt.