bloedsuikerwaarden

Bloedsuikerwaarden verwijzen naar de hoeveelheid glucose in het bloed, uitgedrukt in millimol per liter (mmol/L). Ze worden gebruikt bij de diagnose en het volgen van diabetes en bij het beoordelen van het algehele metabolisme. Veel mensen meten hun bloedsuiker met een vingerprik-meter, terwijl sommige personen een continue glucosesmonitor (CGM) dragen.

Normale waarden: nuchter tussen 4,0 en 5,6 mmol/L; twee uur na een maaltijd meestal lager dan 7,8 mmol/L. Voor HbA1c, een maat voor de gemiddelde bloedsuiker over de afgelopen 2–3 maanden, ligt de doelstelling voor veel volwassenen onder de 7% (53 mmol/mol), hoewel dit per persoon kan verschillen afhankelijk van leeftijd, comorbiditeiten en risico op hypo’s.

Afwijkende waarden: Hypoglykemie bij minder dan 3,9 mmol/L, met symptomen zoals trillen, zweten en honger naar zoet; bij ernstige hypoglykemie kan bewustzijnsverlies optreden. Langdurige hyperglykemie kan leiden tot complicaties; bij diabetes kunnen waarden boven 11–13 mmol/L postprandiaal en/of persistente hyperglykemie voorkomen; bij ketoacidose bij type 1 diabetes en hyperosmolaire toestand bij type 2 vereist spoedzorg.

Factoren en monitoring: Voeding, lichamelijke activiteit, medicijnen (insuline en andere bloedglucoseverlagende middelen), stress en ziekte beïnvloeden waarden. Zelfmonitoring en CGM helpen bij het aanpassen van behandeling en leefstijl.

Belang: Regelmatige controle van bloedsuikerwaarden is essentieel om complicaties zoals retinopathie, neuropathie en nefropathie te voorkomen en om tijdig behandelingen aan te passen bij diabetes of verhoogd risico.