Home

Verwijsregels

Verwijsregels zijn regels die bepalen hoe verwijzende uitdrukkingen zoals voornaamwoorden (hij, zij, het), demonstratieve woorden (dit, dat) en bepaalde nominale referenties naar hun referenten verwijzen in een tekst of gesprek. Ze beschrijven wie of wat bedoeld wordt wanneer een verwijzing wordt gebruikt en hoe de lezer of luisteraar de bedoelde referent achteraf of eerder in de discourse identificeert.

In de taalkunde onderscheidt men meestal verschillende typen verwijzingen: anafora, cataphora en deictische verwijzingen. Anafora verwijst

Kernprincipes van verwijsgedrag omvatten lokoliteit (een antecedent ligt vaak in dezelfde zin of in nabije vorige

Voorbeelden: “Jan vertelde over zijn auto. Hij parkeerde hem voor het huis.” hier verwijst ‘ hij’ naar

Toepassingen en uitdagingen: verwijsregels zijn fundamenteel in linguïstisch onderzoek, taalonderwijs en natuurlijke taalverwerking (coreference resolution). Uitdagingen

terug
naar
een
antecedent
uit
eerder
genoemde
tekst,
bijvoorbeeld:
“Jan
liep
naar
huis.
Hij
zwaaide.”
Cataphora
verwijst
vooruit
naar
iets
dat
pas
later
in
de
zin
genoemd
wordt,
bijvoorbeeld:
“Toen
hij
binnenkwam,
lachte
Piet.”
Deictische
verwijzingen
zijn
afhankelijk
van
de
sprekersituatie,
zoals
aanwijzende
voornaamwoorden
die
betrekking
hebben
op
spreker,
luisteraar
of
tijdsaanduiding.
zinnen),
kwestie
van
geslacht
en
getal
(het
verwijzende
woord
stemt
in
met
het
referent
in
nummer
en
geslacht),
en
discourele
aantrekkelijkheid
(welke
referent
prominent
of
nieuw
is
in
de
context).
Lezers
en
luisteraars
gebruiken
bovendien
wereldkennis
en
de
context
om
ambiguïteit
op
te
lossen.
Jan
en
‘hem’
naar
de
auto.
Een
cataphorische
constructie:
“Toen
hij
binnenkwam,
lachte
Piet.”
Hier
verwijst
‘hij’
naar
Piet
die
pas
later
in
de
zin
genoemd
wordt.
ontstaan
bij
lange
afstandsreferenties,
ambiguïteit
tussen
meerdere
antecedenten,
en
verschillen
tussen
talen
in
hoe
verwijzen
wordt
uitgedrukt.