Pompoen

Pompoen is de Nederlandse benaming voor eetbare vruchten van het geslacht Cucurbita. Het omvat vooral winterpompoenen met een stevige schil en zoet, vlezig vruchtvlees, maar kan ook verwante kalebassen betreffen. Rijpe pompoenen hebben meestal oranje of geel vruchtvlees en een centrale holte met zaden.

Botanisch gezien behoren de meeste eetbare pompoenen tot de soorten Cucurbita pepo of Cucurbita maxima. Er bestaan talrijke rassen en vormen, variërend van ronde tot langwerpige vruchten, met uiteenlopende schilkleuren en texturen. Winterpompoenen worden doorgaans langer bewaard dan zomervariëten en zijn geschikt voor langdurig gebruik in de keuken.

Cultuur en groei: Pompoenen hebben een warm klimaat en een lange groeiperiode nodig. Ze groeien het liefst op zonrijke plekken in vruchtbare, goed doorlatende grond. Zaai of plant na de laatste vorst. Planten kunnen kruipen of klimmen en hebben ruimte nodig. Oogsten gebeurt wanneer de schil stevig is en de vrucht volledig rijp.

Toepassingen en voeding: Het vruchtvlees is zoet en aromatisch en wordt veel gebruikt in soepen, puree, stoofgerechten, curry en taarten. Zaden kunnen worden geroosterd en als snack gegeten. Pompoenen leveren vezels en carotenoïden (vitamine A), naast kalium, en bevatten weinig vet.

Opslag en handel: Pompoenen zijn in het seizoen vaak in de herfst en vroege winter verkrijgbaar. Bewaar op een koele, droge en goed geventileerde plek. Rijpe vruchten kunnen maanden houdbaar blijven en vormen een duurzame bron voor seizoensgerechten en traditionele herfstrecepten.