Landbouwgebouwen

Landbouwgebouwen zijn gebouwen die in de landbouwsector worden toegepast om dieren te huisvesten, voer op te slaan, machines te bewaren en agrarische producten te verwerken of verpakken. Ze vormen een essentieel onderdeel van bedrijfsvoering en kunnen variëren in grootte, functie en ontwerp.

Voorbeelden zijn stallen (melkveestal, ligboxenstal, varkensstal, pluimveestal), schuren en loodsen voor opslag van hooi en stro, silo's voor opslag van granen en ruwvoer, gekoelde ruimten en verwerkingsruimtes zoals melkinstallaties en kaasmakerijen. Er zijn gespecialiseerde gebouwen zoals mestopslagen en mestkelders.

Ontwerp en constructie zijn gericht op functionaliteit, dierenwelzijn en arbeidsveiligheid. Veel gebouwen gebruiken staal- en houtenconstructies met betonnen vloeren, dakbedekking uit pannen of golfplaten, en gevels die ventilatie mogelijk maken. Belangrijke aandacht gaat uit naar ventilatie, lichtinval, hitte- en vochtbeheersing, en gemakkelijke reiniging.

In Nederland vallen landbouwgebouwen doorgaans onder het Bouwbesluit en milieuregels; bestemmingsplan en vergunningen bepalen locatie en grootte. Er zijn normen voor dierenwelzijn, energieprestaties en waterbeheer die door sectororganisaties of overheden worden geharmoniseerd.

Modernisering richt zich op dierenwelzijn, efficiëntie en duurzaamheid, met energiebesparing (isolatie, zuinig verwarmingssysteem), duurzame krachtbronnen, waterbeheer en mestverwerking. Prefab- en modulariteit spelen een rol bij nieuwbouw en uitbreiding.