Home

Construeren

Construeren is een werkwoord in het Nederlands met zowel een fysieke als een abstracte betekenis. In de meest letterlijke zin betekent het het opbouwen of samenvoegen van onderdelen of materialen, bijvoorbeeld bij het bouwen van een huis, brug of machine. In figuurlijke zin verwijst construeren naar het vormen van een samenhangend geheel uit ideeën, gegevens of mogelijkheden, zoals het construeren van een model, een theorie of een redenering.

Etymologie en betekenisontwikkeling: construeren komt van het Latijnse construe­re, via het Frans construire en het Middelnederlandse

Toepassingsgebieden: in de bouw- en technische sector verwijst construeren vaak naar het proces van samenstellen en

Grammaticale notities: construeren is een transitief werkwoord. Tegenwoordige tijd: ik construeer, jij construeert, hij construeert, wij

gebruik.
Het
woord
drukt
het
proces
uit
van
samenstellen,
samenvoegen
en
opbouwen,
en
heeft
daardoor
zowel
praktische
als
intellectuele
connotaties.
In
de
moderne
taal
kan
construeren
ook
betekenen
interpreteren
of
afleiden
van
een
betekenis
of
structuur,
afhankelijk
van
de
context.
monteren,
al
wordt
in
veel
gevallen
ook
het
woord
bouwen
gebruikt.
In
wetenschap,
design
en
informatica
gaat
het
veelal
om
het
construeren
van
modellen,
prototypes,
systemen
of
theorieën.
In
taal-
en
rechtsterminologie
kan
construeren
wijzen
op
het
interpreteren
of
reconstrueren
van
betekenis,
clausules
of
redeneringen.
Voorbeelden:
een
prototype
construeren,
een
model
construeren,
een
theorie
construeren,
een
redenering
construeren.
construeren,
jullie
construeren,
zij
construeren.
Verleden
tijd:
construeerde.
Voltooid
deelwoord:
geconstrueerd.
Synoniemen
horen
bij
bouwen,
samenstellen
of
opzetten,
afhankelijk
van
de
context.