Home

zinsleer

Zinsleer is een onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de structuur van zinnen en de wijze waarop woorden in zinsdelen en zinnen samenhangen. Het bestudeert hoe betekenissen ontstaan door de volgorde en de combinatie van woorden, en hoe zinsdelen zoals onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend en meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepalingen elkaar beïnvloeden. Zinsleer vormt samen met morfologie en fonologie de kern van grammaticale analyse en wordt toegepast in descriptieve grammatica van het Nederlands en verwante talen.

Een centraal onderwerp van zinsleer is de woordvolgorde. In Nederlandse hoofdzinnen staat het finite werkwoord meestal

Daarnaast onderscheidt zinsleer zinssoorten (declaratief, vragend, imperatief, uitroepend) en beschrijft het de opbouw van samengestelde zinnen:

Zinsleer is een basisonderdeel van taaldidactiek en descriptieve grammatica. In onderwijs en taalwetenschap helpt het bij

als
tweede
element,
zoals
in
“Ik
lees
een
boek”.
In
ja/nee-vragen
vindt
inversie
plaats:
“Lees
je
een
boek?”
In
bijzinnen
staat
het
vervoegde
werkwoord
vaak
aan
het
eind
van
de
zin.
Zinsleer
behandelt
ook
zinsdelen
en
hun
functies:
onderwerp,
werkwoordelijk
gezegde,
lijdend
en
meewerkend
voorwerp,
en
bijwoordelijke
bepalingen.
Negatie
wordt
vaak
uitgedrukt
met
“niet”
of
“geen”,
waarbij
de
plaatsing
afhankelijk
kan
zijn
van
de
werkwoordstijd
en
-vorm
(bijvoorbeeld
“Ik
lees
niet”
of
“Ik
heb
geen
boek”).
coördinatie
met
verbindingswoorden
als
“en”,
“of”,
“maar”
en
subordinerende
zinnen
met
voegwoorden
zoals
“omdat”,
“dat”,
“als”,
“terwijl”.
Relatieve
bijzinnen
worden
ingekapseld
met
betrekkelijke
voornaamwoorden
zoals
“die”
en
“dat”,
bijvoorbeeld:
“Het
boek
dat
ik
lees
is
interessant.”
het
analyseren
van
zinsstructuren,
bij
syntactische
variatie
tussen
dialecten
en
registers,
en
bij
de
verwerking
van
zinnen
in
taaltechnologie
en
taalverwerving.