Home

uitkijken

Uitkijken is een werkwoord in het Nederlands, opgebouwd uit uit en kijken. Het kent twee hoofdbetekenissen die in het dagelijkse taalgebruik voorkomen.

De eerste betekenis is voorzichtig zijn of oppassen: iemand moet uitkijken in een gevaarlijke situatie. Voorbeelden

De tweede betekenis is ergens naar uitzien of iets met plezier verwachten. In deze betekenis wordt vaak

Grammaticaal punt: Uitkijken is een separabel werkwoord. In de tegenwoordige tijd scheid je de prefix uit van

Naast de werkwoordsvormen bestaat het verwante zelfstandig naamwoord uitkijk, dat verwijst naar een plek waar men

Samengevat verwijst uitkijken naar oplettendheid en veiligheid, of naar het anticiperen en genieten van toekomstige gebeurtenissen,

zijn:
“Kijk
uit!”
(Let
op/Watch
out!),
“Kijk
uit
voor
het
verkeer.”,
en
“We
moeten
uitkijken
bij
het
oversteken.”
In
deze
zin
fungeert
uitkijken
als
een
waarschuwings-
of
veiligheidsuitdrukking.
de
prepositie
naar
gebruikt,
en
is
uitkijken
een
separabel
werkwoord:
je
zegt
bijvoorbeeld
“We
kijken
uit
naar
de
vakantie”
of
“Ik
kijk
uit
naar
het
weekend.”
het
werkwoord:
“ik
kijk
uit
naar
het
weekend”,
“jij
kijkt
uit
naar
de
zomer.”
In
andere
tijden
kunnen
vormen
zoals
“kijkte
uit”
of
“uitgekeken”
voorkomen,
afhankelijk
van
de
tijd
en
werking
van
de
zin.
In
de
voltooide
tijd
met
naar
blijft
vaak
de
combinatie
met
aangeven
van
verwachting:
“Ik
heb
uitgekeken
naar
de
komst
van
het
sprookje”
(zeldzaam
in
dagelijkse
taal,
maar
grammaticaal
mogelijk).
uitkijkt,
bijvoorbeeld
een
uitkijkpunt
of
een
uitkijkpost.
Verwar
uitkijken
niet
met
uitkijk
als
zelfstandig
naamwoord.
afhankelijk
van
de
gebruikte
constructie
en
context.