Home

substrateselectiviteit

Substrateselectiviteit verwijst naar de voorkeur van een enzym of een transporteiwit om met een specifiek substraat te interageren en dit om te zetten of te transporteren, in tegenstelling tot andere substraten. Deze selectiviteit bepaalt welke reacties in een cel voorkomen en hoe metabole routes verlopen.

Er bestaan verschillende vormen van substrateselectiviteit. Absolute specificiteit betekent dat een enzym slechts één substraat aanvaardt.

De mechanismen achter substrateselectiviteit hangen samen met de compatibiliteit tussen substrate en de actieve site van

Metingen van substrateselectiviteit omvatten kinetische analyses zoals Km en Vmax, en de kcat/Km-waarde die de efficiëntie

Groepspecificiteit
verwijst
naar
substraten
die
chemisch
verwant
zijn
en
door
hetzelfde
eiwit
kunnen
worden
herkend.
Regiospecificiteit
duidt
op
binding
of
verwerking
op
een
specifieke
positie
in
een
molecuul.
Stereospecificiteit
betekent
dat
uitsluitend
een
enantiomeer
of
bepaalde
stereoisomeren
worden
omgezet.
Enkele
eiwitten
tonen
ook
chemische
selectiviteit,
waarbij
alleen
substraten
met
specifieke
functionele
groepen
worden
omgezet.
het
eiwit.
Belangrijke
factoren
zijn
de
vorm
en
lading
van
de
bindingruimte,
interacties
met
functionele
groepen
en
mogelijke
indukte-fits.
Overgangstoestandsstabilisatie
en
cofactoren
kunnen
de
affiniteit
en
de
katalische
efficiëntie
versterken.
Omgevingscondities
zoals
pH,
temperatuur
en
ionsterkte
beïnvloeden
eveneens
de
selectiviteit.
bij
lage
substrateconcentraties
weergeeft.
Voorbeelden
zijn
enzymen
die
glucose
specifieke
omzettingen
uitvoeren,
en
proteases
die
substraten
herkennen
op
basis
van
aminozuurvolgorde
of
bindingpositie.
Substrateselectiviteit
is
cruciaal
voor
metabolisme,
geneesmiddelmetabolisme
en
biotechnologische
toepassingen,
en
kan
worden
gemanipuleerd
bij
engineering
van
enzymen
en
transporters.