Home

nauwkeurigheidsgrenzen

Nauwkeurigheidsgrenzen verwijzen in het vakgebied van de metrologie naar de maximale afwijking die onder vastgestelde randvoorwaarden acceptabel is voor een meetwaarde. Ze geven aan hoe dicht de gemeten waarde bij de werkelijke, onbekende waarde moet liggen. In de praktijk zijn nauwkeurigheidsgrenzen afhankelijk van de meetmethode, het gebruikte instrument, de kalibratiestatus en omgevingsomstandigheden zoals temperatuur of trillingen. De grenzen worden meestal uitgedrukt als een foutgrens of onzekerheidsband, bijvoorbeeld plus of min een bepaald getal, en worden vaak verbonden met certificering en traceerbaarheid naar standaarden.

Nauwkeurigheidsgrenzen komen voort uit een combinatie van systematische fouten (bias) en toevallige fouten. Ze worden geëvalueerd

In praktische toepassingen worden nauwkeurigheidsgrenzen gebruikt om toleranties vast te stellen: onderdelen moeten binnen een aangegeven

Voorbeelden: een digitale thermometer met een nauwkeurigheidslimiet van ±0,5 graad Celsius bij 0–100°C; een precisieonderdeel met

door
kalibratie,
interlaboratoriumvergelijkingen
en
statistische
analyse
van
herhaalde
metingen.
De
resulterende
onzekerheid
kan
worden
weergegeven
als
een
onzekerheidsinterval
met
een
gekozen
betrouwbaarheidsniveau;
dit
geeft
aan
hoe
zeker
men
is
over
de
waarde
van
de
afgeleide
meting.
afwijking
passen;
meetapparatuur
wordt
gespecificeerd
op
basis
van
zijn
nauwkeurigheid.
Het
begrip
is
essentieel
voor
kwaliteitscontrole,
wetenschappelijke
experimenten
en
wettelijke
metrologie.
toleranties
van
±0,02
mm.