Home

koolhydraatpolymeren

Koolhydraatpolymeren zijn polymeren opgebouwd uit monosacharide-eenheden die via glycosidebindingen aan elkaar zijn gekoppeld. Het grootste deel behoort tot de polysacchariden en komt zowel in de natuur voor als in synthetische varianten. Ze bestaan meestal uit lange ketens van suikerachtige bouwstenen en vertonen doorgaans een hoge hydrofiele aard en biobased afbreekbaarheid.

Voorbeelden van koolhydraatpolymeren zijn cellulose, glycogeen en zetmeel (amylose en amylopectine), die elk andere structuurkenmerken en

Eigenschappen van koolhydraatpolymeren hangen af van monomeren, type bindingen, vertakkingen, lengte en mate van derivatisering. Ze

Toepassingen omvatten voedingsmiddelen (verdikkers, texturering en stabilisatie), farmacologie en biomedische sector (hydrogels, medicijnafgifte en weefselengineering) en

functies
kennen.
cellulose
is
een
onvertakte
lange
polymeer
van
glucosemoleculen
met
β-1,4-bindingen
en
vormt
structureel
bóvenop
plantencelwanden.
Zetmeel
bestaat
uit
amylose
en
amylopectine
met
α-1,4-
en
α-1,6-bindingen
en
dient
als
energieopslag.
Andere
belangrijke
polysacchariden
zijn
chitin
(N-acetylglucosamine),
pectinen
en
alginaten;
veel
gums
en
exopolysacchariden
zoals
xanthan
en
guar
gum
worden
ook
als
koolhydraatpolymeren
beschouwd.
zijn
meestal
wateroplosbaar
of
waterbindend,
kunnen
gels
of
films
vormen
en
vertonen
doorgaans
biogebruikbaarheid
en
afbreekbaarheid.
Door
chemische
modificatie,
crosslinking
of
copolymerisatie
kunnen
hun
mechanische
eigenschappen
en
oplosbaarheid
worden
gestuurd.
materiaalkunde
(biogebaseerde
films
en
verpakkingen).
In
de
natuur
spelen
koolhydraatpolymeren
zowel
structurele
functies
als
energieopslag,
terwijl
synthetische
varianten
gericht
zijn
op
gecontroleerde
prestaties
en
duurzaamheid.