kaartenlagen

Kaartenlagen, in de GIS-context, verwijst naar losse datasets die samen een kaart kunnen vormen door elk hun eigen weergave en positie. Een laag bevat meestal geometrie (punten, lijnen, polygonen) en bijbehorende attributen. Door meerdere lagen te stapelen, kunnen kaarten en analyses worden uitgevoerd zonder dat de oorspronkelijke data wijzigt. Lagen kunnen vectordata (object-georiënteerd) of rasterdata (pixelgebaseerd) bevatten. Vectorlagen beschrijven discrete objecten zoals wegen of percelen; rasterlagen leveren continu gegevens zoals hoogte- of satellietbeelden.

Baselagen leveren de geografische context, zoals landgebruik, topografie of satellietbeelden, terwijl overlay- of thematische lagen extra informatie tonen, zoals bevolkingsdichtheid of hydrologie. De volgorde van lagen bepaalt wat op de kaart zichtbaar is; hogere lagen kunnen lagere verbergen. Visuele eigenschappen zoals kleur, lijndikte, labelstijl en transparantie dragen bij aan de interpretatie.

Data voor kaarten kunnen afkomstig zijn uit openbare portals, overheden of commerciële leveranciers en worden opgeslagen in formaten zoals vector: Shapefile, GeoJSON en GeoPackage; raster: GeoTIFF, IMG. Lagen worden vaak gekoppeld aan een gemeenschappelijk coördinatenstelsel om ze correct te aligneren.

Gebruikers passen lagen aan via symbolisering, filtering en schaalafhankelijkheid. In GIS-workflows worden lagen beheerd met metadata, gegevenskwaliteit en herkomst. Kaartenlagen spelen een centrale rol in ruimtelijke analyse, cartografie, stedenbouw en milieu- en vervoersonderzoek.