Home

objectgeoriënteerd

Objectgeoriënteerd is een programmeringsparadigma waarbij software wordt opgebouwd uit objecten die zowel data (toestand) als gedrag (methoden) bevatten. Een object is een concrete instantie van een klasse, terwijl klassen als blauwdruk fungeren. Objecten communiceren onderling door middel van berichten of methode-aanroepen, waardoor modules relatief onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren.

De kernconcepten van objectgeoriënteerd programmeren zijn encapsulatie, abstractie, erfelijkheid en polymorfisme. Encapsulatie houdt de interne toestand

Geschiedenis en invloed: objectgeoriënteerd programmeren ontstond uit werk met Simula in de jaren zestig en werd

Voordelen en overwegingen: OOP bevordert modulariteit, hergebruik en onderhoudbaarheid en maakt complexe systemen modelleren mogelijk. Nadelen

Talen en toepassingen: objectgeoriënteerde aanpak wordt ondersteund door Java, C++, C#, Python, Ruby, JavaScript en vele

van
een
object
afgeschermd
en
biedt
gefilterde
toegang
via
interfaces.
Abstractie
levert
vereenvoudigde
modellen
door
alleen
relevante
kenmerken
te
tonen.
Erfelijkheid
stelt
nieuwere
klassen
in
staat
eigenschappen
en
gedrag
van
bestaande
klassen
over
te
nemen.
Polymorfisme
maakt
het
mogelijk
dat
verschillende
objecten
dezelfde
interface
gebruiken
met
verschillende
implementaties.
verder
ontwikkeld
met
Smalltalk.
In
de
jaren
negentig
en
daarna
werden
talen
zoals
Java,
C++,
C#,
Python
en
Ruby
dominante
platforms
voor
OOP,
wat
leidde
tot
grootschalige
adoptie
in
softwareontwikkeling
en
OOAD
(objectgeoriënteerde
analyse
en
ontwerp).
kunnen
onder
meer
toegenomen
complexiteit,
prestatie-overhead
en
soms
fragiele
ontwerpen
door
overmatig
vertrouwen
op
erfelijkheid
zijn.
Moderne
praktijk
benadrukt
vaak
compositie
boven
erfelijkheid
en
naleving
van
ontwerpprincipes
zoals
SOLID.
andere
talen;
het
is
vooral
gangbaar
in
applicaties,
systemen
en
frameworks
waar
modellering
van
real-world
entiteiten
centraal
staat.