hoofdwerkwoordsvormen
Hoofdwerkwoordsvormen zijn de vormen waarin hoofdwerkwoorden in het Nederlands kunnen voorkomen. Een hoofdwerkwoord (het werkwoord zelf zonder hulpwerkwoord) kan in verschillende tijden en wijzen verschijnen, vaak in combinatie met hulpenwerkwoorden. Deze vormen vormen het leeuwendeel van de finite en non-finite verbale bouwstenen in zinnen.
Het infinitief is de onbepaalde wijs van het hoofdwerkwoord, bijvoorbeeld werken, lezen, zijn. Het wordt gebruikt
De tegenwoordige tijd (ott) geeft aan wat er nu gebeurt. Voor elk persoon wordt het werkwoord vervoegd,
De verleden tijd (ovt) geeft aan wat in het verleden gebeurde. Weak- en strong-verbs veranderen soms de
De toekomende tijd (futurum) wordt vaak gevormd met zullen, bijvoorbeeld ik zal werken, jij zult werken, hij
Het voltooid deelwoord is een niet-finite vorm die wordt gebruikt in combinatie met hebben of zijn
Tegenwoordige deelwoord en imperatief
Het tegenwoordige deelwoord (werkend, lezend) is een participium dat als bijvoeglijk- of bijwoordelijk gebruikt kan worden.
Binnenzins: te-infinitief (om te werken) en de infinitief met te na bepaalde werkwoorden of constructies. Hoofdwerkwoordsvormen