haarstructuur

Haarstructuur verwijst naar de interne en externe opbouw van een menselijke haarvezel en naar de relatie tussen de haardraad en de bijbehorende haarfollikel. De haarstreng bestaat uit drie hoofdlagen: cuticle, cortex en medulla. De haarwortel groeit in een haarfollikel die is verbonden met de huid en gevoed wordt door de dermale papil.

De cuticle is de buitenste laag en bestaat uit platte, schubvormige cellen die als dakpannen liggen. Deze cuticulaire schubben vormen een beschermende mantel rondom de cortex en bepalen in belangrijke mate porositeit en glans. Bij gezond haar sluiten de schubben dicht tegen elkaar aan; beschadiging kan leiden tot opgeheven schubben en verhoogde porositeit.

De cortex vormt het grootste deel van de haarstreng en bevat lange keratinefilamenten die in bundels zijn gerangschikt. Hier bevinden zich de cortexcelllen en melaninekorrels die de kleur van het haar bepalen. De cortex bepaalt ook sterkte, elasticiteit en textuur van het haar, waaronder krulvorm en glans.

De medulla is een centrale kern die bij veel menselijke haren ontbreekt of uit kleine cellen bestaat. De aanwezigheid en structuur van de medulla variëren per haartype en hebben meestal een beperkte invloed op eigenschappen zoals sterkte.

Haarfollikels produceren haar via de groeicyclus: anagen (groei periode), catagen (overgang), en telogen (rust). Deze cycli beïnvloeden lengte en verlies; normaal verlies ligt rond de 50-100 haren per dag. Genetica, hormonen, leeftijd, voeding en chemische behandelingen beïnvloeden de haarstructuur en porositeit. Het begrip van haarstructuur is relevant voor cosmetica, dermatologie en forensisch onderzoek. Analyses gebeuren vaak met microscopie en elektronendetectie.