computernetwerken

Computernetwerken zijn systemen die computers en andere eindpunten met elkaar verbinden zodat data kan worden uitgewisseld en bronnen kunnen worden gedeeld, zoals bestanden, printers en toepassingen. Een netwerk bestaat uit hosts, netwerkapparatuur zoals switches en routers, en de transmissiekanalen (bekabeling of draadloze verbindingen).

Netwerken worden vaak ingedeeld op basis van bereik en toepassing: een local area network (LAN) biedt connectiviteit binnen een beperkt gebied zoals een gebouw; een wide area network (WAN) kan geografisch verspreid zijn. Daarnaast bestaan campus-, metropolitan area en internetnetwerken, en netwerken kunnen bekabeld, draadloos of een combinatie daarvan zijn.

Topologie beschrijft hoe devices logisch en fysiek met elkaar zijn verbonden. Bekende voorbeelden zijn ster, bus, ring en mesh; in de praktijk kan de fysieke topologie afwijken van de logische, en netwerken gebruiken gelaagde architecturen die redundantie en schaalbaarheid bevorderen.

Technisch vormen protocollen en modellen de basis van communicatie. Ethernet en Wi‑Fi zijn veelgebruikte transport- en media-standaarden; TCP/IP is de dominante set protocollen voor communicatie over netwerken. Het OSI-model met zeven lagen biedt een referentiekader; daartegenover staat het TCP/IP-model met vier lagen (link, internet, transport, applicatie).

Infrastructuur en diensten omvatten adressering (IPv4/IPv6), routing en switching, en netwerkdiensten zoals DNS, DHCP en NAT. Beveiliging is essentieel en omvat firewalls, encryptie, authenticatie en netwerksegmentatie. Beheer en prestatie volgen via monitoring, foutopsporing en metrics zoals bandbreedte, latency en jitter, vaak ondersteund door managementprotocollen zoals SNMP.