Home

computecapaciteit

Computecapaciteit, vaak vertaald als “computer‑capaciteit”, verwijst naar de totale hoeveelheid verwerkings- en opslagmiddelen die een computersysteem kan inzetten om taken uit te voeren. Het begrip omvat zowel hardware‑ als software‑aspecten en wordt doorgaans gekwantificeerd aan de hand van verschillende meeteenheden, afhankelijk van de specifieke component die wordt beoordeeld.

Voor centrale verwerkingsunits (CPU) wordt capaciteit gemeten in klokfrequentie (gigahertz), aantal kernen en threads, en instructies

Geheugencapaciteit wordt uitgedrukt in gigabytes (GB) of terabytes (TB) en omvat zowel hoofdgeheugen (RAM) als secundaire

In netwerkomgevingen wordt de capaciteit van een systeem vaak geassocieerd met de doorvoersnelheid (bandbreedte) en de

Het optimaliseren van computecapaciteit vereist een balans tussen de verschillende componenten; een snelle CPU levert weinig

per
cyclus
(IPC).
Deze
parameters
bepalen
hoeveel
bewerkingen
per
seconde
een
processor
kan
uitvoeren.
Grafische
verwerkingseenheden
(GPU)
gebruiken
vergelijkbare
metrics,
zoals
het
aantal
shader‑cores
en
de
geheugenbandbreedte,
om
hun
rekencapaciteit
te
karakteriseren,
met
name
bij
taken
als
rendering
en
kunstmatige‑intelligentie.
opslag
(SSD,
HDD).
De
bandbreedte
van
het
geheugen,
gemeten
in
gigabytes
per
seconde,
beïnvloedt
de
snelheid
waarmee
gegevens
tussen
processor
en
geheugen
worden
verplaatst.
latency
van
de
verbinding.
Cloud‑
en
clusteromgevingen
gebruiken
schaalbare
metrics
zoals
compute‑units,
virtuele
CPU’s
(vCPU’s)
of
“cores‑hours”
om
de
beschikbare
rekenkracht
in
een
gedeelde
infrastructuur
te
kwantificeren.
voordeel
zonder
voldoende
RAM
of
opslag,
en
omgekeerd.
Bij
het
ontwerpen
van
systemen
wordt
doorgaans
een
workload‑analyse
uitgevoerd
om
te
bepalen
welke
resources
prioriteit
hebben,
zodat
de
aangereikte
capaciteit
aansluit
bij
de
beoogde
prestaties
en
kosten‑efficiëntie.