Home

allelrijkdom

Allelrijkdom, ook wel allelic richness genoemd, is een maat voor genetische diversiteit die het aantal verschillende allelen telt die voorkomen op een of meer loci in een populatie of steekproef. Gewoonlijk wordt de maat per locus berekend en voor vergelijkingen tussen populaties gestandaardiseerd door rarefactie of extrapolatie, zodat dezelfde steekproefomvang kan worden toegepast. De gestandaardiseerde maat wordt vaak aangeduid als verwachte allelrijkdom (Rs).

Interpretatie: hoge allelrijkdom duidt op grotere genetische variatie en potentieel voor adaptatie; lage allelrijkdom kan wijzen

Factoren en dynamiek: populatieomvang, bottlenecks, migratie en mutatie bepalen de allelrijkdom. Bottlenecks en langdurige kleine populaties

Toepassingen en beperkingen: in conservatiebiologie, landbouw en dier- en plantenteelt wordt allelrijkdom gebruikt om genetische variatie

op
verlies
door
bottlenecks,
genetische
drift
of
habitatfragmentatie
en
aanhoudende
kleine
populaties.
Het
is
een
belangrijke
indicator
in
conservatie
en
populatiegeschiedenis
en
correleert
met
veerkracht
tegen
milieu-
of
ziekte-uitdagingen.
verminderen
het
aantal
aanwezige
allelen;
migratie
en
gene
flow
kunnen
variatie
herstellen;
mutaties
voegen
uiteindelijk
nieuwe
allelen
toe,
maar
meestal
langzamer
dan
demografische
veranderingen.
Verschillende
loci
kunnen
verschillende
aantallen
allelen
hebben.
te
monitoren
en
populaties
te
vergelijken.
Het
geeft
inzicht
bij
beslissingen
over
behoud
en
beheer,
maar
vertelt
niets
over
allelenfrequenties
of
adaptief
potentieel
apart,
zodat
het
vaak
gecombineerd
wordt
met
andere
maatstaven
zoals
heterozygositeit.