Dauwpuntwaarden

Dauwpuntwaarden verwijzen naar de dauwpunt-temperaturen, de temperatuur waaronder lucht verzadigd raakt en waterdamp condenseert tot waterdruppels. Het dauwpunt geeft daarmee de vochtigheid van de atmosfeer aan: hoe hoger de dauwpuntwaarde, hoe vochtiger de lucht.

Bij een vaste luchttemperatuur komt een hogere dauwpuntwaarde neer op meer vocht in de lucht. Is het dauwpunt gelijk aan de luchttemperatuur, dan is de relatieve vochtigheid 100% en kan condensatie optreden (dauw, rijp of mist). Dauwpuntwaarden vormen hiermee een directe maat voor vochtigheid en het verwachte condensatie- of rijpgevaar, wat ook invloed heeft op het comfort.

Metingen en toepassingen: Dauwpuntwaarden worden op weerstations gemeten met hygrometers en uitgedrukt in graden Celsius (°C) of Fahrenheit (°F). Ze verschijnen in weersverwachtingen en zijn relevant voor klimaatonderzoek, HVAC-ontwerp, landbouw en opslagomstandigheden, omdat ze aangeven wanneer condensatie of vochtproblemen kunnen optreden.

Interpretatie en voorbeelden: Lage waarden duiden op droge lucht; hoge waarden geven veel vocht aan. In gematigde klimaten komen dauwpuntwaarden vaak onder 10°C voor in koude perioden, terwijl waarden boven 15°C al als vochtig kunnen worden ervaren. Hoge waarden (>20°C) kunnen benauwd aanvoelen en wijzen op een grote kans op condensatie op oppervlakken en mogelijk mist of rijp bij koude nachten.

Berekening en meting: De dauwpuntwaarde kan direct worden gemeten of geschat met formules zoals de Magnus-formule die temperatuur en relatieve vochtigheid gebruikt. In weerberichten staan dauwpuntwaarden vaak naast temperatuur en vochtigheid.