Achterlichten

Achterlichten zijn de lampen aan de achterzijde van een motorvoertuig die de zichtbaarheid voor andere weggebruikers vergroten en communicatie mogelijk maken. Ze brengen informatie over de toestand van het voertuig over, zoals aanwezigheid, remmen en richting aangeven.

De belangrijkste onderdelen van het systeem zijn onder meer de stand- of achterlichten (rode lampen die de aanwezigheid van het voertuig aangeven), de remlichten (helderder rode lampen wanneer het rempedaal wordt ingedrukt), de richtingaanwijzers (geregistreerde signalen die meestal geel/oranje zijn en aangeven dat de richting wordt gewijzigd), en de achteruitrijlichten (witte lampen die aan gaan bij achteruit rijden). Veel voertuigen hebben ook een derde remlicht op een hoger punt achterop de auto, dat extra braking signalen geeft. In sommige landen bevinden zich achterste mistlampen die bij slecht zicht extra achterwaarts zicht geven.

De kleur en positionering van achterlichten zijn meestal gespecificeerd door regionale normen. Achterlichten en remlichten zijn doorgaans rood, richtingaanwijzers zijn vaak geel/oranje, en achteruitrijlichten zijn wit. Moderne voertuigen maken steeds vaker gebruik van LED-technologie, soms met functies zoals matrix-LED’s of dynamische richtingaanwijzers, wat helderheid en efficiëntie verhoogt en de snelheid van reageren kan verbeteren.

Regelgeving vereist dat achterlichten volledig functioneren, correct zijn geplaatst en voldoende helder zijn om zichtbaar te blijven onder normale omstandigheden en bij slecht weer. Daarnaast moet het kenteken duidelijk verlicht zijn en moet onderhoud regelmatig plaatsvinden om defecten tijdig te verhelpen. Het correct functioneren van achterlichten is essentieel voor verkeersveiligheid en wordt actief gecontroleerd.