uitgebroken
Uitgebroken is het voltooide deelwoord van het Nederlandse werkwoord uitbreken. Het kan fungeren als predicatief bijvoeglijk naamwoord of in combinatie met zijn/hebben om een gebeurtenis aan te geven die plotseling begon. De kernbetekenis is dat iets uit zichzelf of uit zijn oorprong plotseling ontstaat, uitbreekt of zich verspreidt, zoals een ziekte, een conflict of een brand.
In de praktijk komt de betekenis vooral naar voren in twee hoofdtoepassingen. Ten eerste als gevolgtrekking
Etymologisch gezien is uitgebroken afgeleid van uit- (out) en breken (to break). Verwante termen zijn uitbraak
Zie ook: uitbraak, uitbraak van ziekte, uitbreken, uitbarsten.