regenwoud

Het regenwoud is een tropisch woud, gekenmerkt door een hoog neerslagniveau en een complexe structuur met meerdere kroonlagen. Het klimaat is warm en vochtig, met gemiddeld meer dan 2000 millimeter aan neerslag per jaar en temperaturen die gedurende het jaar relatief constant blijven. De ecosystemen onderscheiden zich door een snelle nutriëntenkringloop en een grote biodiversiteit.

Regenwouden komen voor in de tropen nabij de evenaar, met grote gebieden in het Amazonebekken in Zuid-Amerika, het Congo-regenwoud in Afrika en de tropische wouden van Zuidoost-Azië. Ook in Midden-Amerika, de Caraïben en op sommige eilanden bestaan omvangrijke regenwouden. Ze bestaan uit meerdere lagen, waaronder emergente bomen, een dichte bovenlaag (canopy), een onderlaag en de bosvloer. Klimplanten (lianen), epifyten en een rijk liefdesleven aan insecten en dieren zijn typerend.

De biodiversiteit in regenwouden is extreem hoog; duizenden plantensoorten en talloze diersoorten vullen deze omgeving. Regenwouden leveren belangrijke ecosysteemdiensten zoals koolstofopslag, regulering van het lokale en regionale klimaat, waterafvoer en bodembewaring. De bodem zelf is vaak arm aan voedingsstoffen, omdat deze snel terugkeren naar de vegetatie via afbraak en wortelgroei.

Bedreigingen zoals ontbossing voor landbouw, houtkap, mijnbouw en infrastructuur, evenals klimaatverandering en branden, nemen wereldwijd toe. Conservatie-inspanningen richten zich op beschermde gebieden, duurzame bosbouw, herstel van gebieden, en het betrekken van inheemse gemeenschappen bij beheer en duurzaam gebruik. Regenwouden blijven cruciaal voor wereldwijde biodiversiteit en klimaat.