Home

oplosmiddelviscositeit

Oplosmiddelviscositeit is een belangrijke fysische eigenschap van vloeistoffen die aangeeft hoe stroperig een oplosmiddel is en hoe gemakkelijk het stroomt. Voor oplosmiddelen bepaalt de viscositeit onder meer de verwerking, verdamping en het opbrengen van coatings, lijmen en inkt. De term kan verwijzen naar de dynamische viscositeit (η) en de kinematische viscositeit (ν = η/ρ), waarbij ν de stroperigheid rekening houdt met de dichtheid van de vloeistof.

Eenheid en meten. De dynamische viscositeit wordt uitgedrukt in Pascal-seconden (Pa·s), vaak uitgedrukt als millipascal-seconden (mPa·s)

Invloed en toepassingen. Viscositeit beïnvloed hoe oplosmiddelen vloeien, verdampen en drogen in coatings, lakken, inkten en

Methoden en praktijken. Veelgebruikte meetmethoden zijn roterende viscometers (zoals Brookfield-type), capillaire viscometers (zoals Ubbelohde) en vallende

aangezien
oplosmiddelen
doorgaans
heel
dun
zijn.
De
kinematische
viscositeit
wordt
uitgedrukt
in
mm²/s.
Bij
circa
20°C
liggen
aannemelijke
waarden
voor
veel
oplosmiddelen
tussen
ongeveer
0,3
en
2
mPa·s,
terwijl
zwaardere
of
heterogene
systemen
hoger
kunnen
uitvallen.
Viscositeit
hangt
sterk
af
van
de
temperatuur:
hogere
temperatuur
verlaagt
de
viscositeit
en
versnelt
de
vloeistofstroom.
lijmen.
Een
lagere
viscositeit
vergemakkelijkt
atomisatie
en
gelijkmatige
dekking,
terwijl
hogere
viscositeit
betere
filmvorming
en
weerstand
kan
bevorderen.
Additieven
en
onzuiverheden
kunnen
de
viscositeit
aanzienlijk
wijzigen.
Viscositeit
is
daarom
een
cruciale
parameter
bij
formulering,
procescontrole
en
kwaliteitsborging.
balletviscometers.
Gegevens
worden
meestal
gerapporteerd
bij
een
standaardtemperatuur,
vaak
20°C
of
25°C,
zodat
vergelijkingen
mogelijk
zijn.
Raadpleeg
relevante
normen
voor
de
specifieke
toepassing
en
oplosmiddeltype.