Home

omgevingsdruk

Omgevingsdruk is de druk die de omgeving uitoefent op oppervlakken en objecten. In de lucht is dit vooral de atmosferische druk, de druk van de omringende gasmassa. De omgevingsdruk wordt doorgaans uitgedrukt in pascal (Pa), hectopascal (hPa) of bar. De standaardreferentie is de standaardatmosfeer bij zeeniveau: ongeveer 101325 Pa (1013,25 hPa, 1,0 bar). In openlucht kan deze druk variëren door weerssystemen en hoogte.

Druk kan ook als gauge pressure worden uitgedrukt, dat is de druk ten opzichte van de omgevingsdruk;

De omgevingsdruk neemt af naarmate men hoger komt en toe naarmate men dieper onder water gaat. In

Toepassingen en effecten: voor duikers is de toenemende omgevingsdruk met diepte cruciaal, met decompressie- en barotrauma-risico’s.

de
absolute
druk
omvat
altijd
de
atmosferische
druk.
Barometers
meten
de
atmosferische
(omgevings)druk;
manometers
meten
bijvoorbeeld
druk
in
leidingen
of
vessels.
de
atmosfeer
varieert
druk
met
hoogte
en
weersomstandigheden;
in
water
volgt
de
druk
doorgaans
P
=
P0
+
ρ
g
h,
waarbij
P0
de
oppervlakdruk
is,
ρ
de
vloeistofdichtheid
en
h
de
diepte.
Een
praktische
vuistregel
is
dat
ongeveer
1
atmosferische
eenheid
(ongeveer
101
kPa)
bijkomt
per
10
meter
waterdiepte.
In
vliegtuigen
en
bij
hoge
bergen
varieert
de
omgevingsdruk
aanzienlijk;
cabinedrukken
worden
aangepast
om
reizigers
comfortabel
te
houden.
Hyperbare
omgevingen,
zoals
duikoperaties
of
hyperbare
therapie,
gebruiken
hogere
omgevingsdruk.
Instrumenten
zoals
barometers,
altimeters
en
druktransducers
volgen
de
omgevingsdruk
en
sturen
systemen
die
afhankelijk
zijn
van
deze
druk.