Home

invoerparameters

Invoerparameters zijn waarden die aan een functie, methode of procedure worden meegegeven bij het aanroepen. Ze vormen de interface tussen de aanroepende code en de uitvoering van de subroutine en leveren de data die nodig is om de taak uit te voeren.

De manier waarop invoerparameters worden doorgegeven, bepaalt deels hoe de subroutine met die data omgaat. De

Welke methode wordt toegepast, hangt af van de taal en de gewenste semantiek. Waardparameters zijn meestal

Bij het ontwerpen van een API spelen invoerparameters een cruciale rol. Ontwerpers kiezen tussen duidelijke, expliciete

Samengevat vormen invoerparameters de bouwstenen van de communicatie tussen aanroepende code en uitvoeringseenheden, met belangrijke implicaties

belangrijkste
mechanismen
zijn:
door
waarde
doorgeven
(waardparameters),
waarbij
de
instantie
van
de
parameter
wordt
gekopieerd
en
wijzigingen
in
de
subroutine
geen
effect
hebben
op
de
originele
variabele;
doorgegeven
door
referentie
of
pointer
(referentieparameters),
waarbij
de
subroutine
de
oorspronkelijke
variabele
of
het
object
kan
wijzigen;
en
in-out
parameters,
die
zowel
gelezen
als
gewijzigd
worden
en
waarvan
de
wijzigingen
terugkomen
naar
de
aanroep.
eenvoudig
en
veilig;
referentie-
en
pointermechanismen
kunnen
side
effects
mogelijk
maken
maar
zijn
handig
bij
grote
datastructuren
of
bij
functies
die
meerdere
resultaten
teruggeven.
parameterlijsten,
optionele
parameters,
standaardwaarden,
en
in
sommige
talen
ook
named
parameters
of
variadics,
waarmee
de
flexibiliteit
bij
het
aanroepen
toeneemt
zonder
de
interface
onnodig
complex
te
maken.
voor
veiligheid,
prestaties
en
onderhoudbaarheid
van
de
software.