installatieomstandigheden

Installatieomstandigheden verwijzen naar de omstandigheden waaronder apparatuur of systemen worden geïnstalleerd om veilige, betrouwbare en conforme werking te garanderen. Ze omvatten milieufactoren, elektrische en mechanische eisen, logistieke en organisatorische aspecten die invloed hebben op de haalbaarheid en duurzaamheid van de installatie.

Milieu en locatie: de toegestane bedrijfstemperatuur en -vochtigheid, luchtkwaliteit, stof- en chemische blootstelling, trillingen en schokken, explosiegevaar (indien van toepassing), en onderhoud van ruimte, toegankelijkheid voor installatie en onderhoud, ventilatie, verlichting en ruimte voor bediening en onderhoud. Vaste ondergronden en beperkingen voor montage en gewicht dragen bij aan voldoende draagkracht en correctie voor trillingen.

Elektrische en technische vereisten: netspanning, frequentie, fasering en harmonischen, aarding en overspanningsbeveiliging, beveiliging en isolatie, kabelinfrastructuur, kabelrouting en afstand tot andere systemen, aansluiting op noodgevallen/noodstroom en procedures zoals lock-out/tag-out.

Veiligheid en regelgeving: risico-inventarisatie en -evaluatie, relevante normen en regelgeving (bijv. NEN/IEC/ EN-standaarden), identificatie van gevaarlijke stoffen, toegang van personeel en controle op beschermingsmiddelen en procedures. Documentatie zoals installatieplannen, tekeningen, testprotocollen en change management zijn vereist.

Inbedrijfstelling en levenscyclus: inspectie en tests voorafgaand aan ingebruikname, acceptatiecriteria, opleverdocumentatie en as-built tekeningen, onderhouds- en kalibratieplanning, en monitoring van omgevingscondities gedurende de levensduur van de installatie.