Home

informatieverwerkingstheorie

Informatieverwerkingstheorie is een cognitieve psychologische benadering die cognitieve processen beschrijft als informatie die door een reeks verwerkingsstadia stroomt: waarnemen, verwerken, opslaan en ophalen.

Historisch gezien ontstond de theorie in de jaren vijftig en zestig als antwoord op behavioristische opvattingen

Belangrijke concepten zijn onder meer sensorisch geheugen, aandacht als poort naar het werkgeheugen, en het werkgeheugen

Toepassingen: in onderwijs en leeronderzoek wordt rekening gehouden met de beperkingen van het werkgeheugen om instructie

Kritiek en hedendaagse relevantie: de theorie wordt bekritiseerd omdat ze een sterk computer-achtig beeld van cognitie

en
werd
zij
beïnvloed
door
het
multistore-model
van
Atkinson
en
Shiffrin.
Vervolgens
werd
het
werkgeheugenmodel
ontwikkeld
door
Baddeley
en
Hitch,
waarmee
de
rol
van
actief
verwerken
en
korte
termijn
opslag
werd
benadrukt.
met
beperkte
capaciteit
en
verwerkingssnelheid.
Langetermijngeheugen
bevat
opgebouwde
kennis
en
vaardigheden.
Encoding
(codering)
en
retrieval
(ophalen)
bepalen
wat
wordt
opgeslagen
en
later
weer
beschikbaar
komt.
Strategieën
zoals
chunking
(het
samenvoegen
van
gerelateerde
informatie),
elaboratie,
herhaling
en
oefening
vergroten
de
kans
op
opslag
in
het
langetermijngeheugen,
en
automatisering
vermindert
de
belasting
tijdens
herhaalde
taken.
efficiënter
te
maken.
Voorbeelden
zijn
het
opdelen
van
informatie
in
beheersbare
brokjes
(chunking),
het
verminderen
van
onnodige
cognitieve
belasting,
en
het
bevorderen
van
retrieval-practice
en
expliciete
leerstrategieën.
kan
geven
en
minder
aandacht
heeft
voor
sociale
en
culturele
factoren.
Nieuwe
benaderingen
benadrukken
de
interactie
tussen
automatische
en
gecontroleerde
processen,
met
aandacht
voor
metacognitie
en
motivatie.
Desondanks
blijft
informatieverwerkingstheorie
een
fundamenteel
referentiekader
voor
het
bestuderen
van
geheugen
en
leren
en
voor
het
ontwerpen
van
didactische
materialen.