Home

MRIsignalen

MRIsignalen zijn radiofrequentiesignalen die door het menselijk lichaam worden uitgezonden nadat waterstofkernen in een extern magnetisch veld zijn uitgelokt met een RF-puls. In een MRI-scanner vormt het hoofdveld B0 de basis. Een korte RF-puls kantelt de magnetisatie van protonen uit de paarweergave terwijl ze daarna terugkeren naar evenwicht. De door deze protonen uitgezonden elektromagnetische straling heeft een karakteristieke Larmor-frequentie die afhangt van het veld en het gyromagnetische ratio van waterstof; bij 1,5 tesla is dit ongeveer 63,9 MHz, bij hogere veldsterktes hoger.

Deze signalen worden opgepikt door ontvangstspoelen, versterkt en omgezet in digitale data. De ruwe gegevens worden

Naast T1 en T2 wordt ook diffusie, susceptibiliteit en andere mechanismen gebruikt voor aanvullende contrasten. Functionele

verzameld
in
k-space
en
via.Transformaties
wordt
uiteindelijk
een
afbeelding
gevormd.
De
contrasten
in
MRI
ontstaan
uit
verschillen
in
protondichtheid
en
relaxatiekenmerken
van
weefsels,
oftewel
T1-relaxatie,
T2-relaxatie
en
protonendichtheid
(PD).
Verschillende
beeldreeksen
leveren
verschillende
contrasten;
T1-gewogen
beelden
tonen
meestal
snelle,
vetrijke
structuren;
T2-gewogen
beelden
benadrukken
vocht
en
ontsteking;
PD-beelden
geven
een
balans
tussen
de
twee.
MRI
(fMRI)
gebruikt
signalveranderingen
gerelateerd
aan
zuurstofverbruik
(BOLD-signalen)
om
hersenactiviteit
in
kaart
te
brengen.
De
signaalkwaliteit
hangt
af
van
factoren
zoals
veldsterkte,
coilontwerp,
voxelgrootte
en
beweging.
MRIsignalen
vormen
daarmee
de
kern
van
MRI-beeldvorming
en
diagnostiek.
Te
onderscheiden
door
mogelijke
artefacten
zoals
beweging,
thermische
ruis
en
chemische
verschuiving,
die
de
interpretatie
kunnen
beïnvloeden.