Home

Immunogeniciteit

Immunogeniciteit is het vermogen van een stof om een immuunrespons op te wekken in een organisme. Dit kan optreden bij verschillende typen moleculen, zoals antigenen, eiwitten, vaccins of biotherapeutische middelen. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen immunogeniciteit, de capaciteit om een immuunrespons op te wekken, en antigeniteit, de mogelijkheid om herkend te worden door antilichamen of T-cellen. Immunogeniciteit is vooral relevant wanneer een stof therapeutisch wordt toegepast of als vaccin wordt gebruikt.

Verschillende factoren bepalen de immunogeniciteit. Intrinsieke factoren zijn onder meer de grootte en structuur van het

Metingen en klinische implicaties van immunogeniciteit omvatten het detecteren van anti-drug antibodies (ADA) en het bepalen

Beheersing en mitigatie van immunogeniciteit bestaan uit ontwerpstrategieën zoals humanisatie ofichtbaar maken van de stof, minimaliseren

molecuul,
aanwezigheid
van
specifieke
epitopen,
posttranslationele
modificaties
en
de
mate
van
aggregatie.
Externe
factoren
omvatten
de
toedieningsroute,
dosis,
formulering
en
de
aanwezigheid
van
adjuvanten.
Hostfactoren
spelen
ook
een
rol:
genetische
achtergrond,
leeftijd,
immuunstatus
en
eerdere
blootstelling
aan
vergelijkbare
moleculen
kunnen
de
respons
beïnvloeden.
van
neutraliserende
antibodies
(NAb).
ADA‑vorming
kan
de
weergegeven
werking
van
een
medicijn
verminderen,
de
farmacokinetiek
veranderen
en
bijwerkingen
zoals
hypersensibiliteit
veroorzaken.
Regulatoire
evaluatie
omvat
preklinische
en
klinische
studies
waarin
immunogeniciteit
wordt
beoordeeld
en
gemonitord
gedurende
het
behandeltraject.
van
aggregaten,
optimalisatie
van
dosering
en
toedieningsschema,
en
selectie
van
kandidaat-moleculen
met
lagere
immunogeenheid.
Het
doel
is
balans
tussen
werkzaamheid
en
veiligheid,
met
continue
monitoring
tijdens
ontwikkeling
en
na
toelating.