Baguettevormen

Baguettevormen verwijst naar de verschillende vormen waarin baguettes gebakken kunnen worden. Hoewel de term baguette traditioneel verwijst naar een lange, slanke broodstok uit Frankrijk, omvat het begrip ook verwante varianten die in vorm en maat variëren terwijl ze dezelfde basisdeegrelatie volgen. De vorm beïnvloedt korst, kruim en bakgrootte en bepaalt mede hoe het brood wordt gesneden en geserveerd.

De klassieke baguette is lang en dun, met een krokante korst en een luchtige kruim. Het deeg is meestal hoog hydraterend en krijgt een lange rijstijd om een open kruim te ontwikkelen. Tijdens het bakken helpt stoom om een glanzende, knapperige korst te verkrijgen.

De batard is een kortere, bredere variant met een vollere kruin. Door de grotere kruim en dikkere korst is hij steviger en makkelijker te hanteren in kleinere ovens; hij wordt vaak gekozen voor sandwiches of als maaltijdbrood.

Ficelle en flûte zijn smalle varianten. Ficelle is zeer dun en lang; flûte is langer en slanker dan de standaard baguette. Beide leveren een knapperige korst en een luchtige kruim, maar hun formaat maakt ze geschikt voor kleinere porties of presentatiemomenten.

De vorm ontstaat door handelingen tijdens het vormen: het deeg wordt tot een lange streng uitgerold en langs zijn lengte gemarkeerd, met aandacht voor een taps toelopende punt aan beide uiteinden. Het rijzen gebeurt meestal op een met bakpapier beklede bakplaat of in een rijsmandje. Een hoge baktemperatuur met stoom draagt bij aan een knapperige korst en een open kruim.

Baguettevormen variëren regionaal en per bakker; de keuze hangt af van eet- en presentatiebehoeften. In naburige landen bestaan aparte benamingen, maar alle vormen delen dezelfde basisdeegtechniek.