Home

werkwoordobject

Het werkwoordobject is een term uit de Nederlandse grammatica die verwijst naar het zinsdeel dat direct door het werkwoord wordt beïnvloed of gedragen. Het omvat meestal het directe object (lijdend voorwerp) en in sommige zinsconstructies ook het indirecte object (meewerkend voorwerp). In traditionele leerboeken determineert men directe objecten vaak met vragen als "wat?" of "wie?", terwijl indirecte objecten vaak antwoorden op "aan wie/voor wie?" en vaak met een voorzetsel zoals aan of voor worden aangegeven.

Transitieve werkwoorden vereisen doorgaans een werkwoordobject, terwijl intransitieve werkwoorden er vaak geen hebben. Bij ditransitieve werkwoorden

Voorbeelden: ik lees een boek. Hier is "een boek" het directe werkwoordobject. Ik geef de sleutel aan

kunnen
twee
objecten
voorkomen:
het
directe
object
en
het
indirecte
object.
Het
werkwoordobject
speelt
een
belangrijke
rol
in
de
valentie
van
het
werkwoord
en
in
zinsontleding.
mijn
buurman.
"De
sleutel"
is
het
directe
object
en
"aan
mijn
buurman"
het
indirecte
object
(meewerkend
voorwerp).
In
de
passieve
vorm
wordt
het
directe
object
vaak
het
onderwerp:
Een
boek
wordt
gelezen.
Het
begrip
werkwoordobject
is
daarmee
een
handig
instrument
bij
analyse
van
zinsstructuur
en
betekenis,
hoewel
in
veel
didactische
tradities
de
termen
lijdend
voorwerp
en
meewerkend
voorwerp
gangbaar
blijven.