Home

weefseltypes

Weefseltypes verwijzen naar de verschillende groepen cellen en extracellulaire matrix die samen specifieke functies vervullen in het lichaam. In veel dieren worden vier hoofdweefseltypes onderscheiden: epitheel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel.

Epitheel bedekt oppervlakken en organen, vormt klieren en fungeert als barrière. De cellen liggen dicht op

Bindweefsel geeft structuur en ondersteuning. Het bevat cellen en een extracellulaire matrix van vezels en grondsubstantie.

Spierweefsel maakt beweging mogelijk. Drie hoofdtypen zijn glad spierweefsel (onwillekeurig, in organen en vaten), dwarsgestreept skeletspierweefsel

Zenuwweefsel bestaat uit neuronen en gliacellen. Het is gespecialiseerd in het ontvangen, verwerken en doorgeven van

Samen vormen de vier weefseltypes de organen en weefsels van het lichaam. De bestudering ervan is fundamenteel

elkaar
en
er
is
weinig
ruimte
tussen
hen.
Voorbeelden
zijn
huidepitheel
en
het
epitheel
van
de
darmwand.
Belangrijke
subtypen
zijn
los
bindweefsel,
dicht
bindweefsel,
vetweefsel,
kraakbeen,
bot
en
bloed.
(bewuste
beweging)
en
hartspierweefsel
(in
het
hart).
signalen.
Het
vormt
het
centraal
zenuwstelsel
en
het
perifere
zenuwstelsel.
in
biologie,
geneeskunde
en
anatomie.