Home

weefselpatronen

Weefselpatronen verwijzen naar de kenmerkende organisatie en rangschikking van cellen en de extracellulaire matrix in een weefsel, die samen de structuur en functie bepalen. Patronen kunnen betrekking hebben op de laagopbouw van epitheel, de ruimtelijke oriëntatie van vezels en collageen in bindweefsel, of de netwerken van zenuwcellen en gliacellen. Het begrip is zowel in de embryonale ontwikkeling als in de klinische context van belang, omdat afwijkingen in patroonvorming kunnen leiden tot functieverlies of ziekte.

Tijdens de ontwikkeling ontstaan weefselpatronen onder invloed van signaalroutes en morfogenen die cellen positioneren en differentiëren.

Patronen worden bestudeerd met histologie, immunohistochemie en microscopie, vaak ondersteund door computeranalyse en 3D-imaging. In de

Voorbeelden van patronen zijn epitheliale patronen (éénlagig versus meervoudig epitheel, klierpatronen zoals acinaire en tubulaire structuren),

Gradiënten
van
moleculen,
interacties
tussen
cellen
en
de
sturing
door
transcriptiefactoren
bepalen
waar
weefsellagen
vormen,
organen
zich
vormen
en
axonroutes
volgen.
Ook
mechanische
krachten
en
de
adhesie
tussen
cellen
dragen
bij
aan
patroonvorming.
kliniek
wordt
patroonherkenning
gebruikt
in
pathologie:
bepaalde
weefselpatronen
wijzen
op
specifieke
aandoeningen,
zoals
glandulaire
patronen
bij
adenocarcinomen
of
fibrosepatronen
bij
chronische
ontstekingen.
In
onderzoek
leveren
kwantitatieve
analyse
en
modellering
inzicht
in
hoe
patronen
ontstaan
en
kunnen
ze
worden
gebruikt
bij
weefseltechniek.
bindweefselpatronen
(lamellair
bot,
reticulaire
netwerken)
en
zenuwweefselpatronen
(corticale
lagen
en
neurale
netwerken).
Het
reproduceren
van
dergelijke
patronen
is
een
cruciale
doelstelling
in
regeneratieve
geneeskunde
en
weefseltechniek,
omdat
correcte
structuur
vaak
samenwerkt
met
gewenste
functie.