samenwerkt

Samenwerkt is a Dutch term closely associated with collaboration and joint action. In standard Dutch the verb is samenwerken, meaning to work together or to cooperate. The word is formed from samen (together) and werken (to work). The infinitive is samenwerken, and present tense forms use two words, as in hij werkt samen met een partner.

Typical present tense forms are ik werk samen, jij werkt samen, hij werkt samen, wij werken samen, jullie werken samen, zij werken samen. The past participle is samengewerkt, used with hebben: wij hebben samengewerkt. The present participle used adjectivally is samenwerkend, as in de samenwerkende partijen.

Samenwerking is the noun corresponding to the concept, referring to the act or process of collaborating. Sample domains include business partnerships, academic research consortia, governmental inter-agency projects. Samenwerkingsverband refers to a formal collaboration network or consortium.

Samenwerkt may appear as a stylized or branded form in headlines or organization names, but is not standard in contemporary grammar as a single-word verb form. When expressing collaboration, Dutch speakers typically use samenwerken (verb) or samenwerking (noun) and related phrases such as samenwerken met, tot samenwerking komen.

See also: samenwerking; samenwerkingsverband; samenwerkingsovereenkomst; coöperatie; joint venture.

Examples:

Het bedrijf werkt samen met universiteiten aan een nieuw product.

De samenwerking tussen de partijen verliep soepel.