vloeistofeigenschappen

Vloeistofeigenschappen verwijzen naar de fysische kenmerken van vloeistoffen die hun gedrag onder verschillende omstandigheden bepalen. Belangrijke eigenschappen zijn dichtheid, viscositeit, oppervlaktespanning en reologie, evenals compressibiliteit en mengbaarheid.

Dichtheid geeft aan hoeveel massa een vloeistof per volume bevat en beïnvloedt drukken en drijfvermogen. Vloeistoffen zijn over het algemeen vrijwel incompressibel; volumeveranderingen onder druk zijn klein, maar kunnen bij hoge druk wel meetbaar zijn.

Viscositeit beschrijft de interne wrijving tijdens vervormen en bepaalt de snelheid waarmee een vloeistof stroomt. Dynamische viscositeit μ en kinematische viscositeit ν = μ/ρ worden gebruikt. Newtoniaanse vloeistoffen hebben een constante viscositeit ongeacht de vervormingsnelheid; niet-Newtoniaanse vloeistoffen vertonen een vervormingsnelheidsafhankelijke viscositeit (bijv. shear-thinning of shear-thickening). Viscositeit hangt sterk af van temperatuur en samenstelling.

Oppervlaktespanning, uitgedrukt als γ, is de kracht per lengte die het vloeistofoppervlak bijeenhoudt. Het veroorzaakt capillair gedrag en druppelvorming. Interfaciale spanning tussen vloeistoffen beïnvloedt menging en druppelgedrag en varieert met temperatuur, verontreinigingen en additieven.

Stromings- en reologie-eigenschappen bepalen hoe vloeistoffen bewegen onder krachten. Bij veel toepassingen wordt rekening gehouden met Reynoldsgetal (Re) om laminaire versus turbulente stroming te onderscheiden. Voor niet-Newtoniaanse vloeistoffen is de relatie tussen spanning en vervorming complexer en vereist vaak speciale modellen.

Andere factoren zoals temperatuur, druk en samenstelling beïnvloeden vloeistofeigenschappen en bepalen praktische toepassingen in engineering, wetenschap en industrie.