Home

taalverwantschappen

Taalverwantschappen verwijzen naar de mate waarin talen verwant zijn aan elkaar, meestal doordat ze afstammen van een gemeenschappelijke vooroudertaal. In de taalkunde onderscheidt men twee hoofdtypen: genetische verwantschap, die gebaseerd is op een afstamming in taalfamilies, en verwantschap die ontstaat door taalcontact. Genetische verwantschap betekent dat talen uit een eerdere taal voortkomen die als proto-taal kan worden beschreven; taalverwantschappen vormen zo de basis voor classificatie in families en takken.

De belangrijkste methode om verwantschap aan te tonen is de vergelijkende methode. Door systematische vergelijking van

Taalverwantschap moet wel nauwkeurig worden onderscheiden van taalcontact. Gelijkenissen kunnen door leenwoorden of langdurig contact ontstaan,

klankveranderingen
en
woordenschat
worden
regelmatige
correspondenties
vastgesteld;
hierdoor
kan
een
proto-taal
worden
gereconstrueerd.
Cognaten,
woorden
die
uit
dezelfde
vooroudertaal
stammen,
spelen
vaak
een
sleutelrol.
Voorbeelden
van
taalfamilies
zijn
de
West-Germaanse
talen
(Nederlands,
Duits,
Engels),
de
Romaanse
talen
(Spaans,
Frans,
Italiaans)
en
de
Indo-Arische
talen
(Hindi,
Bengali).
Wereldwijd
bestaan
er
vele
families,
zoals
Sino-Tibetaanse
en
Afro-Aziatische.
zonder
genetische
verwantschap
aan
te
geven.
Daarom
hechten
historici
en
taalkundigen
veel
waarde
aan
kernwoordenschat
en
grammaticale
structuren
die
minder
gevoelig
zijn
voor
leeninvloeden.
Het
vakgebied
blijft
evolueren
naarmate
meer
data
beschikbaar
komt
en
nieuwe
methoden
worden
ontwikkeld.