sneeuwdekdiepte

Sneeuwdekdiepte is de verticale afstand tussen de ondergrond en de bovenzijde van de sneeuwlaag op een gegeven oppervlak. De maat wordt meestal uitgedrukt in centimeters of meters en geeft aan hoe dik de sneeuwlaag is. Sneeuwdekdiepte is een belangrijke parameter in weersverwachtingen, hydrologie en land- en bosbeheer, en wordt vaak samen met andere sneeuwkenmerken zoals sneeuwval en sneeuwwaterequivalent gebruikt.

Meetmethoden: handmatige metingen gebeuren met een meetlat of sneeuwmeter op representatieve locaties bij weerstations; dit gebeurt periodiek en op meerdere locaties om een representatief beeld te krijgen. Automatische systemen gebruiken ultrasonische, radar- of lidar-sensoren om de sneeuwdiepte continu te volgen. Sneeuwdekdiepte verschilt van sneeuwwaterequivalent: diepte beschrijft de dikte van de sneeuwlaag, SWE geeft de hoeveelheid water aan die uit de sneeuw kan smelten.

Variatie en factoren: de diepte varieert sterk door de hoeveelheid vallende sneeuw, temperatuur, wind en smeltprocessen. Wind kan sneeuw verplaatsen en ophopen of verwijderen, waardoor lokale verschillen ontstaan. De ondergrond en aanwezigheid van begroeiing beïnvloeden ook hoe diep de sneeuw blijft liggen. In berg- en polaire gebieden kan sneeuwdekdiepte aanzienlijk hoger uitvallen dan in vlakke, gematigde zones.

Toepassingen en data: sneeuwdekdiepte is cruciaal voor hydrologische voorspellingen, waterbeheer en risico-inschattingen voor overstromingen. Het is ook belangrijk voor skigebieden en winterrecreatie. In veel landen wordt deze parameter verzameld door nationale meteorologische diensten (bijv. KNMI in Nederland) en opgenomen in weer- en klimaatrapporten; aanvullende gegevens komen via satellietwaarnemingen en operationele modellen.