Home

verplaatsen

Verplaatsen is een Nederlands werkwoord met de kernbetekenis om iets van de ene plek naar de andere te brengen of van een plek te verhuizen. Het woord is opgebouwd uit het voorvoegsel ver- en plaatsen (to place). De bijbehorende nominale vorm is verplaatsing, die verwijst naar de handeling van bewegen of de afstand die is afgelegd.

Verplaatsen heeft verschillende toepassingsgebieden. In het dagelijks taalgebruik gebeurt het bij het verplaatsen van objecten, zoals

In wetenschappelijke en wiskundige contexten wordt vaak onderscheid gemaakt tussen verplaatsen als handeling en verplaatsing als

In informatica enICT wordt verplaatsen gebruikt voor het verplaatsen van bestanden of mappen binnen een bestandssysteem,

Conjugatie (tegenwoordige tijd): ik verplaats, jij verPlaast, hij/zij verplaatst, wij verplaatsen, jullie verplaatsen, zij verplaatsen. Verleden

Zie ook: verplaatsing, verplaatsbaar, translatie.

meubels
of
apparatuur:
iemand
verplaatst
een
stoel
naar
een
andere
hoek
van
de
kamer.
Ook
kan
men
spreken
over
het
verplaatsen
van
een
afspraak
of
evenement
naar
een
andere
datum
of
locatie.
Voor
personen
of
instellingen
wordt
soms
gesproken
over
verplaatsen,
maar
vaker
wordt
bij
mensen
‘‘verhuizen’’
gebruikt
in
de
zin
van
een
woning
of
vestiging
veranderen.
begripsaanduiding.
In
de
wiskunde
en
natuurkunde
verwijst
verplaatsing
naar
een
verschuiving
van
een
punt
of
object
in
ruimte;
het
woord
verplaatsen
kan
in
praktijk
betekenen
dat
een
figuur
of
grafiek
wordt
verschoven
of
getransleerd.
bijvoorbeeld:
een
bestand
verplaatsen
naar
een
andere
map.
tijd:
ik
verplaatste,
jij
verplaatste,
hij
verplaatste,
wij
verplaatsten,
jullie
verplaatsten,
zij
verplaatsten.
Voltooid
deelwoord:
verplaatst.