Home

sensoruitgang

Sensoruitgang is het signaal dat een sensor produceert om informatie over de gemeten grootheid over te brengen naar leesapparatuur, dataregistratie of regelcircuits. De aard van de uitgang hangt af van het ontwerp en de toepassing en kan analoog of digitaal zijn.

Analoge uitgangen variëren continu met de gemeten grootheid en komen vaak voor als spanning (bijvoorbeeld 0–5

Belangrijke specificaties van sensoruitgangen zijn onder meer bereik, gevoeligheid (verandering van uitgang per eenheid van de

Signaalconditionering is vaak nodig: veel sensoren leveren een uitgang die eerst moet worden versterkt, geschaald, gefilterd

Toepassingen bevinden zich in procescontrole, automatisering en meetopstellingen, waar de sensoruitgang wordt gelezen door data-acquisitiesystemen, PLC’s

V
of
0–10
V)
of
als
stroom
(zoals
4–20
mA).
Digitaal
uitgangenkoderen
de
meting
in
binaire
gegevens
en
worden
aangestuurd
via
protocollen
zoals
I2C,
SPI,
CAN
of
RS-485,
of
leveren
in
sommige
toepassingen
pulsvormen
zoals
quadratuur
signaal
uit
encoders.
gemeten
grootheid),
offset
en
lineariteit.
Resolutie
en
nauwkeurigheid
geven
aan
hoe
precies
de
uitgang
de
echte
waarde
weergeeft.
Responsietijd
beschrijft
hoe
snel
de
uitgang
reageert
op
veranderingen,
terwijl
drift
en
hysterese
duiden
op
stabiliteitsproblemen
bij
langetermijnmetingen.
of
geïsoleerd
voordat
het
naar
een
datalogger
of
controller
gaat.
Interfacetechnieken
bepalen
compatibiliteit
met
de
aanliggende
elektronica:
spanningsuitgangen
vereisen
een
geschikte
inputimpedantie,
terwijl
stroomlussen
minder
gevoelig
zijn
voor
kabelverlies
maar
een
constante
stroomvoorziening
vereisen.
of
displays.
Nauwkeurigheid
en
betrouwbaarheid
hangen
af
van
calibratie,
omgevingsomstandigheden
en
de
aard
van
de
gemeten
grootheid.
Voorbeelden
zijn
een
thermokoppel
dat
millivolts
levert,
een
druksensor
met
4–20
mA-transmitter
of
een
positieresolver
met
digitale
of
PWM-uitgang.