overblijsel

Overblijsel is een zelfstandig naamwoord in het Nederlands dat verwijst naar de portie voedsel die achterblijft nadat een maaltijd is gegeten. Het kan ook betrekking hebben op resten van iets anders, maar in de meeste contexten gaat het om eetbare resten. Het woord komt van het werkwoord blijven, met over- als prefix om aan te geven dat iets nog aanwezig is, plus het achtervoegsel -sel.

In de keuken wordt een overblijsel vaak bewaard voor latere consumptie of verwerkt in nieuwe gerechten zoals soep, stoofpot of broodbeleg. Voor de voedselveiligheid is het aan te raden om overblijfselen snel af te koelen en in een afgesloten verpakking in de koelkast te bewaren, en ze binnen een paar dagen te gebruiken. Bij het opnieuw opwarmen moet het voedsel goed heet worden, zodat de kans op ziekteverwekkers afneemt.

In bredere zin kan overblijsel ook verwijzen naar overige resten van een proces of project, maar het woord wordt meestal in relatie tot voedsel gebruikt. Vanuit een duurzaamheidsperspectief kunnen overblijfselen worden hergebruikt in nieuwe maaltijden of gecomposteerd als voeding voor planten, afhankelijk van de soort resten en lokale regelgeving.

Synoniemen en verwante termen zijn onder meer restjes, restanten en voedselresten.