Home

onderzoeksautonomie

Onderzoekautonomie verwijst naar het recht en de capaciteit van onderzoekers en onderzoeksinstellingen om binnen wettelijke en ethische kaders zelfstandig te bepalen welke onderzoeksvragen worden gesteld, welke methoden worden toegepast en hoe resultaten worden gedeeld. Het omvat zowel de individuele autonomie van onderzoekers als de organisatorische autonomie van instellingen zoals universiteiten en onderzoekscentra die onderzoeksagenda’s en -beleid bepalen.

Het is een kernonderdeel van academische vrijheid en wordt wereldwijd gezien als drijvende kracht achter wetenschappelijk

Autonomie kent grenzen: deze berust op de wetgeving en op normen voor wetenschappelijke integriteit, privacy en

In Nederland maakt onderzoeksautonomie deel uit van de bredere universiteitsautonomie en academische vrijheid. Deze autonomie opereert

vooruitgang
en
innovatie.
Door
autonomie
kunnen
onderzoekers
kritisch
blijven,
afwijkende
of
tegenstrijdige
resultaten
publiceren
en
nieuwe
benaderingen
verkennen
zonder
ongepaste
inmenging.
gegevensbescherming,
veiligheid
en
ethische
toetsing.
Ook
verantwoording
aan
bestuur,
financiers
en
de
samenleving
is
noodzakelijk.
In
de
praktijk
wordt
autonomie
gewaarborgd
door
beleid,
kwaliteitszorg
en
governance,
bijvoorbeeld
via
onderzoeks-
en
integriteitskaders
en
data-
en
onderzoeksprocedures.
binnen
een
kader
van
publieke
financiering
en
wettelijke
vereisten,
waaronder
de
Wet
op
het
hoger
onderwijs
en
wetenschappelijk
onderzoek
(WHW)
en
privacywetgeving.
Openbaarheid
en
open
data
dragen
bij
aan
verantwoorde
autonomie,
via
codes
voor
wetenschappelijke
integriteit,
onafhankelijke
evaluatie
en
toezicht.
Desondanks
bestaan
spanningen
tussen
autonomie
en
verantwoording,
en
tussen
onderzoeksvrijheid
en
maatschappelijke
of
financieringsdruk.