Home

middenhandsbeenderen

Middenhandsbeenderen, in het Engels metacarpen en ook wel metacarpale beenderen genoemd, zijn de vijf botten van de handpalm die de pols met de vingers verbinden. Ze vormen samen met de carpale botten de middenhand en dragen bij aan de vorm en stabiliteit van de hand. De vijf middenhandsbeenderen worden genummerd I tot en met V van de duim naar de pink.

Anatomie en articulaties: ieder middenhandsbeen heeft een proximale basis die articuleert met de distale rij carpal

Functie: de middenhandsbeenderen functioneren als lange beenderen die als hefboom dienen bij fijne en grovere grijpmogelijkheden.

Klinische relevantie: fracturen van de middenhandsbeenderen komen vaak voor bij handtrauma’s. Een bekende kwetsuur is de

Ontwikkeling en variatie: elk middenhandsbeen ontwikkelt zich uit een primair ossificatiecentrum. epifysaire centra ontstaan later aan

bones,
een
lange
diaphyse
(schacht)
en
een
distale
kop
die
articuleert
met
de
proximale
falanx
via
het
metacarpophalangeale
gewricht.
De
eerste
metacarpale
(duim)
heeft
een
bijzonder
carpometacarpale
gewricht
met
het
os
trapezium,
een
carpometacarpale
gewricht
dat
meer
bewegingsvrijheid
biedt
dan
de
andere.
De
overige
metacarpale
botten
vormen
de
basis
voor
de
vingers
en
dragen
bij
aan
de
palmvorm
en
grijpprestaties.
Ze
dragen
gewicht
wanneer
de
hand
plat
is
en
verwerken
krachten
die
ontstaan
bij
vasthouden,
duwen
en
trekken.
De
koppen
van
de
botten
vormen
de
verbinding
met
de
proximale
falangen
en
spelen
een
cruciale
rol
in
de
finger-flexie
en
-extensie.
boxer's
fractuur,
een
fractuur
ter
hoogte
van
de
schacht
of
nek
van
het
vijfde
middenhandsbeen.
Een
Bennett-fractuur
betreft
de
basis
van
het
eerste
middenhandsbeen
en
omvat
vaak
een
gewrichtskomplex
met
dislocatie.
Andere
fracturen
komen
voor
bij
sport-
of
valletsels
en
vereisen
beoordeling
met
röntgenonderzoek.
de
kop
en
de
basis.
Het
aantal
vijf
is
normaal;
zeldzame
varianten
of
extra
varianten
van
botten
kunnen
voorkomen,
maar
afwijkingen
zijn
ongebruikelijk.