Home

hulpwerkwoordconstructie

Hulpwerkwoord is een werkwoord dat samen met het hoofdwerkwoord een grammaticale functie vervult. Het geeft informatie over tijd, aspect, stem of modaliteit en heeft meestal geen zelfstandige betekenis op zich. In samengestelde tijden en stemmen speelt het hulpwerkwoord een sleutelrol: bijvoorbeeld "Ik heb gelezen" (voltooide tijd) of "Het boek wordt gelezen" (passieve stem).

De belangrijkste hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ze combineren met het voltooid deelwoord

Daarnaast bestaan modale hulpwerkwoorden die modaliteit uitdrukken: kunnen, moeten, mogen, willen, zullen (en soms hoeven, durven).

Wat betreft woordvolgorde volgt het Nederlandse systeem: in samengestelde tijden staat het hulpwerkwoord in de persoonsvorm

om
de
voltooide
tijd
te
vormen:
"Ik
heb
gegeten",
"Zij
is
vertrokken".
Behalve
als
hulpwerkwoord
bij
de
voltooide
tijd
kunnen
deze
werkwoorden
ook
deelnemen
aan
passieve
constructies
met
"worden"
om
een
handeling
op
het
onderwerp
toe
te
passen:
"Het
huis
wordt
gebouwd".
Zij
geven
mogelijkheden,
verplichtingen,
toestemmen
of
wens
aan:
"Ik
kan
zwemmen",
"Je
moet
komen",
"We
mogen
naar
binnen",
"Zal
ik
helpen?".
vooraan
of
vlak
ervoor
(ik
heb
gegeten,
jij
bent
gegaan).
Negatie
komt
meestal
na
het
hulpwerkwoord:
"Ik
heb
het
niet
gezien".
Vragen
worden
gevormd
door
invertie:
"Heb
jij
het
gezien?"