Home

Hulpwerkwoord

Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat samen met een hoofdwerkwoord een grammaticale functie uitdrukt, zoals tijd, aspect, stem of modaliteit. Het heeft meestal geen eigen betekenis en kan in de zin verschuiven om de relatie met het hoofdwerkwoord weer te geven.

De belangrijkste groepen hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn de zogenaamde hoofdhulpwerkwoorden en de modale hulpwerkwoorden. Hoofdhulpwerkwoorden

Modale hulpwerkwoorden geven modaliteit aan, zoals kunnen, mogen, moeten, willen en zullen. Ze geven vaak mogelijkheid,

In zinnen bepaalt het hulpwerkwoord vaak de plaatsing: in hoofdzinnen staat het meestal in de tweede positie,

zijn
hebben
en
zijn.
Ze
worden
gebruikt
om
samengestelde
tijden
te
vormen,
zoals
de
voltooide
tijd
(Ik
heb
geluisterd)
en
de
voltooide
tijd
van
beweging
of
verandering
van
toestand
(Zij
is
vertrokken).
Ze
worden
ook
gebruikt
om
passieve
vormen
te
vormen
(Het
boek
wordt
gelezen;
Het
huis
is
gebouwd).
toestemming,
verplichting
of
wens
aan
en
gaan
meestal
samen
met
de
hoofdtijd
of
het
hoofdwerkwoord
(Ik
kan
zwemmen,
Je
moet
naar
huis
gaan,
Hij
zal
komen,
Wij
willen
blijven).
Daarnaast
wordt
vaak
gesproken
van
een
semi-hulpwerkwoord
zoals
gaan,
dat
een
nabije
toekomst
aanduidt
(Ik
ga
eten).
gevolgd
door
het
hoofdwerkwoord
of
het
voltooid
deelwoord.
In
bijzinnen
kan
de
volgorde
veranderen
en
eindigen
de
vormen
vaak
met
het
infinitief
of
participium.
Hulpwerkwoorden
spelen
dus
een
cruciale
rol
bij
de
tijd-
en
stemregistratie
in
het
Nederlands.