Home

heffen

Het werkwoord heffen in het Nederlands heeft verschillende verwante betekenissen die samenhangen met het idee van optillen of opleggen. In de meest letterlijke zin betekent het ‘iets omhoog tillen of opheffen’, bijvoorbeeld een doos optillen of het gewicht omhoog brengen tijdens gewichtheffen. Daarnaast wordt het gebruikt in figuurlijke zin, zoals het opleggen of innen van geld via belastingen of heffingen. Ook in sport en techniek komt gewichtheffen voor, waar men letterlijk gewicht omhoog tilt.

Een belangrijke tweede betekenis is het opleggen of innen van geld door overheden of organisaties. Men spreekt

Grammaticaal is heffen een onregelmatig werkwoord. In de tegenwoordige tijd vormen de eerste persoon enkelvoud ik

Zie ook voorbeelden zoals: hij heft de doos op; de overheid heft belasting op inkomens; in de

dan
van
het
heffen
van
belastingen,
heffingen
of
bijdragen.
Het
zelfstandig
naamwoord
heffing
verwijst
naar
de
aanslag,
de
maatregel
of
de
opbrengst
die
uit
zo’n
heffing
voortvloeit.
hef
en
de
derde
persoon
enkelvoud
hij/heft;
wij
heffen
(en
jullie/heffen).
De
verleden
tijd
is
hief
(onregelmatig),
en
het
voltooid
deelwoord
is
geheven.
De
aanduiding
voor
de
voltooide
tijd
wordt
meestal
met
hebben
vervoegd:
ik
heb
geheven,
wij
hebben
geheven.
sportpraktijk
wordt
gewichtheffen
beoefend.
Etymologisch
komt
heffen
uit
het
Oudnederlands
en
is
verwant
aan
het
Duitse
heben
en
het
Engelse
heave,
alle
met
dezelfde
kernbetekenis
van
optillen
of
verhogen.