Inputsignalen

Inputsignalen zijn signalen die informatie overdragen aan een systeem en worden gebruikt om het gedrag of de toestand van dat systeem te bepalen of te beïnvloeden. Ze komen voor in vele domeinen, zoals regeltechniek, signaalverwerking, elektronica en computertechnologie. Een inputsignaal kan analoog of digitaal zijn, continu tijd- of discrete tijd, en deterministisch of stochastisch van aard zijn.

In de regel komen inputsignalen afkomstig uit sensoren, gebruikersinterfaces of andere systemen. Voorbeelden zijn temperatuursensoruitgangen, stroomsignalen van een motor, toetsenbordindelingen, of commando's vanuit een besturingssysteem. Digitale inputsignalen bestaan uit binaire waarden of combinaties daarvan; analoge signalen kunnen meerdere niveaus hebben.

Verwerking van inputsignalen omvat vaak sampling en quantisering; analoog-digitaal converteren (ADC) en digitaal-naar-analoge conversie (DAC). Signalen kunnen verder worden gefilterd, geschaald of gemoduleerd. De karakteristieken zoals amplitude, frequentie-inhoud en dynamisch bereik bepalen hoe het signaal kan worden gebruikt door het systeem. In controle- en systeemtheorie wordt het inputsignaal vaak weergegeven als u(t) in een dynamisch model.

Toepassingen van inputsignalen zijn onder andere regel- en procesbesturing, audio- en videoprocessing, telecommunicatie, meet- en instrumentatietechniek, en menselijke-computerinteractie.

Relatie met systeemrespons: het systeem bepaalt hoe het inputsignaal wordt omgezet in een uitgangsignaal; het begrip van de transferfunctie of het model beschrijft die relatie.

Veiligheid en compatibiliteit: signaalniveaus dienen binnen de ingangspecificaties te blijven; impedantie-aanpassingen en ruisfilters kunnen signaalintegriteit waarborgen.