Home

GCgehalte

GC-gehalte, ook wel GC-content genoemd, is het aandeel van de guanine- en cytosine-basen in een DNA- of RNA-sequentie. Het wordt meestal uitgedrukt als een percentage en kan worden berekend met de formule: GC-gehalte = (G+C)/totaal aantal nucleotiden × 100. Deze maat geeft een indruk van de basenamenstelling van een sequentie of het hele genoom.

De variatie in GC-gehalte is groot tussen en binnen organismen. Bacteriën laten bijvoorbeeld een breed bereik

Het GC-gehalte heeft belangrijke biochemische consequenties. GC-paren vormen drie waterstofbruggen, in tegenstelling tot de twee van

Metingen gebeuren zowel in silico, door telling van G en C in een sequentie of genoom, als

---

zien,
van
circa
20%
tot
circa
70%.
Bij
veel
eukaryoten
ligt
het
gemiddeld
tussen
ongeveer
30%
en
60%,
met
regionale
verschillen.
In
het
menselijke
genoom
ligt
het
GC-gehalte
rond
de
40%
tot
42%,
maar
er
zijn
zones
met
hogere
of
lagere
waarden.
GC-rijke
regio’s
komen
vaker
voor
CpG-eilanden
en
hebben
vaak
functies
in
regulatie
en
genexpressie.
AT-paren,
waardoor
GC-rijk
DNA
doorgaans
stabieler
is
en
een
hogere
smelttemperatuur
heeft.
Dit
beïnvloedt
onder
meer
de
amplificatie
van
DNA
door
PCR,
hybridisatie,
en
DNA-
en
RNA-structuur.
Het
GC-gehalte
kan
ook
invloed
hebben
op
codongebruik
en
de
structuur
van
RNA,
wat
gevolgen
heeft
voor
genexpressie
en
evolutie.
in
het
laboratorium
via
methoden
die
de
GC-samenstelling
weerspiegelen.
In
genomische
onderzoeken
moet
rekening
worden
gehouden
met
GC-bias,
omdat
extreem
hoge
of
lage
GC-gebieden
soms
ondergerepresenteerd
raken
in
sequencing
en
assemblage.
GC-gehalte
wordt
veelvuldig
gebruikt
bij
primerontwerp,
kwaliteitscontrole
van
datasets
en
vergelijkende
genomica.