Datadoorvoer

Datadoorvoer, ook wel data throughput genoemd, verwijst naar de snelheid waarmee gegevens van bron naar bestemming worden overgedragen in een ICT-systeem. Het gaat om de daadwerkelijk bereikte hoeveelheid gegevens per tijdseenheid en wordt meestal uitgedrukt in bits per seconde (bps) of bytes per seconde (B/s of Bps). In netwerken, opslag en verwerkingssituaties geeft throughput een maat voor de effectiviteit van datatransmissie onder bestaande omstandigheden.

Het begrip throughput onderscheidt zich van verwante begrippen zoals bandbreedte. Bandbreedte levert de maximale capaciteit van een verbinding of kanaal aan, terwijl throughput de werkelijke, nuttig gebruikte snelheid weergeeft. Door overhead, protocolafhandeling en foutcorrectie is throughput vaak lager dan de bandbreedte.

Factoren die throughput beïnvloeden zijn onder meer fysieke interfaces en signaalkwaliteit, netwerkcongestie, retransmissies bij fouten, protocol- en transportlaag overhead (zoals TCP-venster en handshake), latentie en verwerkingscapaciteit van systemen. In opslag- en datasystemen bepalen ook schijffuncties, queue depth en caching de throughput.

Metingen gebeuren met netwerk- of ops-monitoring en benchmarking. Voor netwerken wordt throughput vaak gemeten met tools zoals iperf en uitgedrukt in Mbps of Gbps; voor opslag in MB/s of IOPS. Belangrijk is om onderscheid te maken tussen brutocapaciteit en daadwerkelijk gerealiseerde data, en om rekening te houden met testomstandigheden en workload.

Datadoorvoer is cruciaal bij capaciteit planning, systeemontwerp en prestatie-optimalisatie, en wordt gebruikt bij evaluaties van netwerkinfrastructuur, database-omgevingen, streamingdiensten en data pipelines.