Buigt
Buigt is de derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van het Nederlandse werkwoord buigen, en wordt ook gebruikt als beleefde vorm van "u buigt". Het infinitief is buigen; de stam is buig-. De verleden tijd is boog (ik boog, jij boog, hij/zij/het boog), en het voltooide deelwoord is gebogen. De tegenwoordige tijd kan ook met andere onderwerpen voorkomen: wij buigen, jullie buigen, zij buigen. De vorm buigt geeft dus de handeling van buigen aan bij een enkelvoudig onderwerp.
Etymologie: het werkwoord buigen is van Germaanse oorsprong en verwant aan vergelijkbare vormen in andere talen,
Gebruik: buigen wordt gebruikt voor zowel fysieke bewegingen als figuurlijke betekenissen. Het kan verwijzen naar het
- De staaf buigt onder de druk.
- Hij buigt zich voor de camera.
Zie ook: buigen, een verwante term die de infinitief en andere vervoegingen omvat.
---